Piet van Sterkenburg (1942) is emeritus hoogleraar Nederlandse Lexicologie te Leiden en gasthoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel.
Vanaf 1970 werkt hij in Leiden bij ‑het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). ‑ Van 1976 tot 1977 was hij waarnemend hoofdredacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en van 1977 tot 2007 algemeen wetenschappelijk directeur van het INL. ‑Daarnaast was hij vanaf 1977 tot 2008 hoofdredacteur van Van Dale Groot woordenboek van hedendaags Nederlands en van het Synoniemenwoordenboek van Van Dale.
In 1985 werd Van Sterkenburg bijzonder hoogleraar Lexicologie vanwege het Leids Universiteits Fonds (LUF). In 1996 werd dat bijzonder hoogleraarschap omgezet ineen gewoon. ‑
Sinds 1992 is Van Sterkenburg secretaris-generaal van het Comité International Permanent des Linguistes. In 1993 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Wroclaw in Polen en in 2001 van de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika. In 2005 werd hij ereburger van de stad Leiden.
Ook was hij tien jaar lid van de jury van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal en gedurende 15 jaar voorzitter van de Leidse 3 October Vereeniging.. ‑
Momenteel richt zijn onderzoek zich op de zogenaamde Sailing Letters in The National Archives in Kew (Londen) en bestudeert hij vooral brieven van het thuisfront aan opvarenden van de VOC en andere koopvaardijschepen en bestudeert hij vooral brieven uit de periode 1661-1665.
Laster en achterklap in historisch perspectief
In 1961 schreef de Leidse student en troubadour Jaap Fischer een klassieker over twee monniken Hans en Joop, die in een klooster op een heuvel woonden en die bij gebrek aan een goede sopraan een meisje in hun midden opnamen omdat ze zelf niet zo hoog konden komen. Tot grote tevredenheid van alle partijen, maar toch …
In het klooster ging de wijnfles rond en in het dorp de roddelverhalen. Het zijn die roddel, achterklap, laster en kwaadsprekerij, die het centrale thema vormen van deze eerste Gelderse Academielezing in Harderwijk. Het verschijnsel ‘roddelen’ zal aan de hand van historische voorbeelden ontleed worden en tevens zal een antwoord gezocht worden op vragen als: Waarom roddelen mensen, wat zijn de gevolgen ervan, heeft roddelen geen grenzen en is roddel een onmisbaar elixer dat ons communicatief samenbindt?
Die laatste vraag is opnieuw geïnspireerd door de laatste strofe van De Monniken: “Maar toen kwam er een man uit het dorp op de fiets en sprak ‘Zo kunnen we het niet laten! Dat meisje moet terug anders hebben we niets zo beneden om over te praten!’ En nu zingen ze weer met z’n drieën in koor en wast ze weer hun kleren En ze krijgen d'r zelfs subsidie voor, want Gods kinderen zijn rare peren.”